“Les enseignants instruisent et les parents éduquent” – Scholen onderwijzen, ouders voeden op – luidt het parool van een website van Franse ouders die zich verzetten tegen de toenemende bemoeienis van scholen in hun land met de opvoeding van de kinderen.
Niet alleen in Frankrijk, maar ook in de rest van Europa valt de laatste jaren een trend waar te nemen, waarbij in toenemende mate de ouders steeds meer elementen van de opvoeding uit handen nemen. Eigenlijk is hier sprake van een gefaseerde en geleidelijke centralisering van de opvoeding van kinderen in handen van de staat, parallel aan punt 10 van de aanbevelingen van het Communistisch Manifest (1848) van Karl Marx en Friedrich Engels voor de Westerse wereld: “Openbare en kosteloze opvoeding van de kinderen”, in combinatie met de aanbeveling “Opheffing van het gezin”. Het verschil is dat de opvoeding niet direct door staatsscholen wordt overgenomen, maar indirect door scholen die afhankelijk zijn van overheidsfinanciering en in ruil daarvoor moeten voldoen aan de eisen van het ministerie van Onderwijs.
Kijk ik alleen maar naar de informatie die ik in 2015 uit eigen ervaring heb verkregen, dan kan ik gemakkelijk enkele tientallen voorbeelden geven waar scholen onderdelen van de opvoeding overnemen van de ouders en hun boekje te buiten gaan.
Dan gaat het over thema’s als moord (het meisje van Yde), zelfmoord (Vincent van Gogh), massamoord (Holocaust), oorlog (Eerste en Tweede Wereldoorlog), verminking (Malala Yousafzai), terreur (aanslagen in Parijs), verliefdheid (meester in stoel met juffen die doen alsof ze verliefd op hem zijn), seksualiteit (plastische voorlichting), evolutie (“mens stamt af van de aap”), milieu (“plastic eiland”), deportaties (Joden), gaskamers, religie , grafschennis, slavenhandel, dierenmishandeling, voeding (“fruitdagen”), muziek (rap), kunst (Mondriaan), scholen bemoeien zich met werkelijk alles. Dat zijn allemaal zaken waarvan de ouders willen bepalen óf en wanneer en hóe ze die aan hun kinderen vertellen. Op een indirecte manier nemen scholen een totalitair karakter aan, waarbij ze steeds vaker over de grens tussen gezin en maatschappij en de grenzen van het privéleven van het kind heengaan.
De belangrijkste instrumenten waarmee scholen de aanval op het gezin uitvoeren zijn het vakonderdeel “Nieuwsbegrip”, nieuwe vakken als “International Primary Curriculum” (een amalgaam van geschiedenis, kunsthistorie en maatschappijleer) en seizoensgebonden thema’s (cursus “Lentekriebels”, etc.). Daarnaast is ook het taalonderwijs reeds lang gecontamineerd met allerlei uiteraard linkse politieke en levensbeschouwelijke opvattingen die expliciet of impliciet in de leerstof worden verwerkt.
Neem het “onderwijs” in verliefdheid. Bij uitstek een zaak van de ouders. In het kader van bovengenoemde cursus “Lentekriebels” kregen kinderen van klas 4 (groep 5 en 6) van openbare basisschool Wereldkidz in Maarn (Utrechtse Heuvelrug) op de volgende wijze opdracht om verliefdheid met elkaar te oefenen. Elk kind werd aan een ander kind gekoppeld, bij voorkeur een jongetje aan een meisje. Het ene kind moest het andere kind in de ogen kijken en een strofe van het hiernavolgende gedicht voorlezen. Het andere kind las dan de volgende strofe, het eerste kind het derde en tenslotte het ander het vierde en laatste. De taalfouten zijn uit het door de juf uitgedeelde origineel, de cursiveringen van mij:
“In jou ogen
zie ik dingen die ik normaal niet zou zien
zie ik dingen die ik normaal niet zou geloven
zie ik dingen die ik normaal misschien
zie ik dingen die ik normaal niet zal beloven
In jou hart
zie ik een plaats
zie ik een plek
zie ik een bovenaards
zie ik een rode vlek
In mijn ogen
zie ik dingen die jou willen
zie ik dingen die jou bewonderen
zie ik dingen die verschillen
zie ik dingen die komen van onderen
In mijn hart
zie ik een maatje
zie ik iemand die ik vertrouw
zie ik een kameraadje
zie ik jou, de lieverd waar ik zo van hou.”
Dit heeft niets, maar dan ook niets met onderwijs te maken.
Dit is een voorbeeld van een lesprogramma dat kinderen dwingt tot een intiem rollenspel, waarbij zij de meest intieme gevoelens, die normaal spontaan en op latere leeftijd ontstaan (“dingen die komen van onderen”), in zichzelf moeten oproepen en een liefdesbekentenis jegens elkaar moeten afleggen.
Hoewel het ludiek aangekleed is in de vorm van een gedicht en gepresenteerd werd op een roze achtergrond, gaat het ver over de grens van de persoonlijke levenssfeer van kinderen van die leeftijd (9 en 10) en doet het inbreuk op de sfeer van de verantwoordelijkheid van de ouders, wier taak en recht het is om te bepalen of, hoe en wanneer ze hun kinderen voorlichten over zaken als verliefdheid.