Wie zijn toch die populisten?
Interview met Michiel Klinkhamer door Péter Kaszás in Magyar Nemzet 8 november 2005
Het is onderhand bijna iedereen in Hongarije opgevallen, hoezeer het woordgebruik van linkse politici, politicologen en publicisten de afgelopen weken is veranderd. Er is natuurlijk geen sprake van een mildere of een gematigder toon. Het enige dat er is veranderd is dat, in de plaats van het uitmaken van Jan en alleman voor extreem-rechts en nationalist, een nieuw begrip, populisme, veld wint. Over de herkomst van het begrip en waartoe het gebruik dient, spreken we met de Nederlandse Ruslandkundige Michiel Klinkhamer.
–In Hongarije gebruiken de regeringspartijen sinds enkele weken opvallend vaak de termen „populisme” en „populist”. Waar komt die term vandaan?
–Sinds de oprichting in de jaren 1890 in de Verenigde Staten van de People’s Party zijn daar meerdere „populistische partijen” ontstaan die in feite tegen de misstanden op het platteland streden, waaronder miljoenen boeren te lijden hadden. Het begrip komt in die context nog het meest tot zijn recht.
We kunnen uitgebreid ingaan op de herkomst en betekenis van het begrip „populisme”, maar dat heeft weinig zin, omdat het woord tegenwoordig in een sterk afwijkende betekenis wordt gebruikt en de laatste jaren een puur politieke, jazelfs propagandistische rol heeft gespeeld.
De methode is eenvoudig: als een wilsuiting van het volk samenvalt met de linkse ideologie, dan is het „lang leve de democratie”, als die daar echter van afwijkt, dan wordt er onmiddellijk van populisme gesproken en wordt degene, die de volkswil formuleert voor populist uitgemaakt.
Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat links zich nooit geëmancipeerd heeft van het marxisme en met name de haat jegens boeren en kleine zelfstandigen die daaraan inherent is en die in de 20ste eeuw geculmineerd is in massamoorden op vele miljoenen boeren. Anderzijds is dat een reactie op de groeiende tegenstelling tussen de elitaire benadering van sociale vraagstukken en het groeiende zelfbewustzijn van de massa’s.
–Hoe komt het dat links niet alleen de publieke discussie wil leiden, maar in feite ook de begrippenlijst schrijft, waarmee wij discussiëren?
– De linkse voorhoede is, zoals elke elite, doodsbang dat zijn invloed vervalt en het volk in opstand komt. Hoe je het ook bekijkt, het socialisme is nou eenmaal een product van de bourgeoisie. Bijna elke oprichter, cq. ontwikkelaar van deze ideologie was door en door bourgeois in denken en doen. Slechts een enkeling had noemenswaardige ervaring met het arbeidersleven. Het socialisme is de spirituele nalatenschap van de burgerij voor de arbeiders, maar – en dat is heel belangrijk -, komt niet voort uit de werkelijke, diepere behoeften van de arbeiders, cq. kiezers. Bovendien wil sinds de Franse Revolutie de broederschap, – oorspronkelijk een evangelische waarde, die diep in de ziel van de mens leeft -, incarneren in maatschappelijke structuren en processen. Het socialisme verhoudt zich echter tot de broederschap als kanker tot een gezond organisme. Het sociale organisme kan van deze kanker genezen worden door enerzijds de kwaal te bestrijden en anderzijds de gezonde ontwikkeling van het organisme te stimuleren.
–U bent van huis uit Ruslandkundige. Dat verklaart misschien waarom we vanuit het populisme bij het socialisme zijn terechtgekomen.
–Neem me niet kwalijk dat ik inga op het socialisme, maar we kunnen het begrip populisme niet begrijpen als we alleen aandacht besteden aan de fenomenen, waarvoor het wordt gebruikt. Het is essentieel om de belevingswereld, dat wil zeggen de ideologische achtergrond in ogenschouw te nemen van degenen die het begrip voortdurend in de mond nemen.
–Het begrip populisme geniet dus in West-Europa ook een grote populariteit. Wat is daarvan de reden?
–In West-Europa wordt het begrip vooral na de in de kiem gesmoorde omwenteling van Pim Fortuyn (2002) en de Franse kiezersopstand (2002) in toenemende mate gebruikt om de belangen van de linkse elite af te schermen. Het is gebleken dat de ontevredenheid van „de kiezer” noch met zachte, noch met harde hand kan worden onderdrukt. Sterker nog, dat er een zich verdiepende kloof bestaat tussen steeds bredere volksmassa’s en een steeds wantrouwiger elite. We zijn getuigen van de ontwikkeling van een duurzame politieke en sociale krisis. Een mooi symptoom daarvan vormde de gebeurtenissen begin oktober 2005, toen de staats- en regeringsleiders van de lidstaten van de Europese Unie zich zonder blikken of blozen vóór tot de toetreding van Turkije uitspraken, terwijl de meerderheid van hun bevolkingen zonneklaar te kennen had gegeven, daartegen te zijn.
–Ondanks dit alles spreken linkse politici met voorliefde over populisme, vaak niet zonder resultaat.
–Enkele jaren nadat de West-Europese linkse mediamachine het begrip „populisme” had ingevoerd en verspreid, was het met behulp van eindeloze en geforceerde herhaling gelukt om bij een aanzienlijk deel van de „kiezers” de waarheidsvinding te vervangen door de nieuwe betekenis van het begrip. Rechts verdedigde zich daar niet tegen, net zoals het zich vroeger ook niet verdedigde tegen linkse lastercampagnes.
–Hoe verklaart u de passiviteit van rechts?
–In West-Europe bestaat sinds de tweede Wereldoorlog, in wezen al daarvoor een soort ongeschreven contract tussen de „harde kernen” van rechts en links: een soort verdeling van invloedsferen. In het geestesleven heeft links de voormalige invloed van de kerk veroverd. In de media, het onderwijs, de universiteiten, de uitgeverijen, culturele stichtingen etc. kun je een frappante linkse dominantie zien, die met subsidies in stand wordt gehouden, ook als de meerderheid van de kiezers voor een rechtse regering, dwz. een rechts beleid heeft gekozen. In de economische sfeer zie je dat vooral de grotere bedrijven met behulp van illegale prijsafspraken of simpelweg een verstandhouding zo’n grip op de markt hebben ontwikkeld, dat in de praktijk van een „vrije markt” geen sprake meer is. In Nederland bestaan op het gebied van de bouw, de zorgverzekeringen en talrijke andere sleutelmarkten in feite kartels. Deze bedrijven krijgen derhalve tegen een veel hogere prijs aanbestedingen van de overheid, dan het geval zou zijn als er van reële concurrentie sprake was. In 2004 heeft de anti-kartel instantie NMA toegegeven dat de Nederlandse staat honderden miljoenen teveel aan belastinggeld betaald heeft voor openbare aanbestedingen. Honderden miljoenen! En ze gaven ook toe, dat de bouwindustrie het niet zou overleven, als de wettelijk vastgestelde boetes zouden moeten worden betaald.
Ook voor zorgverzekeringen betalen we veel meer dan nodig. Dit speelt zich af op een niveau, waar de democratie nog niet is doorgedrongen. Terwijl we enerzijds sinds decennia te veel betalen voor talrijke producten en diensten, dragen we er tegelijkertijd toe bij dat van ons belastinggeld een kunstmatige linkse hegemonie in het geestelijke leven in stand wordt gehouden. Zo komt het dat we al decennia lang moeten leven met een publieke discours die door links is geïntroduceerd en die de begrippen creëert, verspreidt dan wel afschaft, waardoor wij de wereld zien. De rol van zo’n begrippenapparaat is dat het de overweldigende informatie ordent die een mens in de huidige tijd over zich heen krijgt. De begrippen vormen als het ware de productiemiddelen van het geestesleven, die ideologisch potentieel hebben en waarvan we de invloed op de cultuur niet mogen onderschatten. „Populisme” is slechts één voorbeeld van het door links geredigeerde begrippenstelsel. Een ander voorbeeld is „neoliberalisme”.
– Beschouwt u neoliberalisme ook als een kunstmatig begrip?
Als de meerderheid van de politicologen niet links, maar rechts zou zijn, zouden ze het waarschijnlijk over „neosocialisme” hebben. Het begrip neoliberalisme is volstrekt ongeschikt om de post-communistische maatschappij te beschrijven. Zo zijn de markten helemaal niet „vrij” en kun je in economische zin beter over „corporatisme” spreken. Het geestesleven is natuurlijk evenmin „vrij”, omdat dat door links met prikkeldraad en Schiessbefehl wordt bewaakt. In Hongarije is het nog verwarrender om over „neoliberalisme” te spreken: het is realistischer om het over „neototalitarisme” of „post-totalitarisme” te hebben. In een post-totalitaire samenleving worden oprechte en weldoordachte gematigde standpunten, vanuit de logica van het verleden, als marginaal of extreem weggezet.
In Noord-Korea bijvoorbeeld, waar het extremisme „normaal” is geworden, wordt elke uiting van gematigdheid onmiddellijk afgestraft. Als de staatskrant schrijft dat de Stralende Zon Kim Il Jung, teneinde zijn fenomenale geheugen te prefectioneren, alle telefoonnummers van de Noord- Koreaanse arbeiders uit het hoofd geleerd heeft, trekt niemand dat in twijfel. En als er een journalist zou zijn, die dat wel zou doen, door bijvoorbeeld te redeneren dat het menselijke geheugen niet in staat is om miljoenen cijfers te onthouden, zou die onmiddellijk voor extremist worden uitgemaakt. In Hongarije is de situatie lang niet zo ernstig, maar de aard van het probleem is dezelfde en dezelfde vraag moet gesteld worden, met welke middelen de Hongaren zich kunnen ontdoen van de restanten van het totalitarisme en hoe de normaliteit kan worden hersteld.
–Waarom is dat tot nu toe niet gebeurd?
–Waar in West-Europa een soort negatief evenwicht is ontstaan, is in Hongarije, dat met zoveel moeite uit zijn recente totalitaire verleden tevoorschijn is gekropen, de situatie fundamenteel anders. Zowel op geestelijk, als op economisch gebied is de hegemonie van de oude nomenklaroera voelbaar. Je kunt de personen die dit pyramidesysteem opvullen natuurlijk vergeven, maar het gevaar bestaat, dat als zij uitsterven, anderen hun plaats innemen en dat dit netwerk van clans, deze georganiseerde belangenalliantie in de post-totalitaire samenleving wordt gecontinueerd. Dat dit alles heeft kunnen gebeuren is in de eerste plaats het gevolg van de buitengewone lafheid, waarmee rechts op de beschuldigingen van populisme en de overige ideologische aantijgingen heeft gereageerd. Het Hongaars Democratisch Forum (1990-1994) en later de Fidesz (1998-2002, momenteel oppositie) hebben de terughoudende mediastrategie van de West- Europese partijen overgenomen en dachten dat dit model in Hongarije onder volstrekt andere historische omstandigheden simpelweg kon worden geïmplementeerd. Dit was een ernstige fout. Als we immers de leninistische lastertechnieken van de tegenstander niet hard genoeg aanvallen, vergroten we onze kwetsbaarheid voor perverse en agressieve campagneslogans als „stop de leugenfabriek van de Fidesz” (campagne 2002). Pathologische leugenaars hebben immers de gewoonte om de ander te beschuldigen van wat ze zelf doen of van plan zijn. Zo beschuldigde Stalin inde jaren ’30 de Westerse lander ervan dat zij Hitler-Duitsland en de Sovjet-Unie tegen elkaar ophitsten, terwijl hij zelf al vanaf eind jaren ’20 bezig was, om een manier te vinden om een zo verwoestend mogelijke oorlog te ontketenen tussen de fascistische en de „kapitalistische” landen, waaruit de Sovjet-Unie als zegevierende derde partij te voorschijn zou komen. Ook in het geval van de „leugenfabriek” is precies het tegendeel waar van wat men de kiezers wil doen geloven, immers, als we binnen deze metafoor blijven, voldoen links en de linkse mediamachine veel beter aan de definitie van „leugenfabriek”, dan de Fidesz.
Maar ik kan u ook een ander voorbeeld geven. Oppositieleider Viktor Orbán wordt vaak vergeleken met Berlusconi, terwijl Orbán geen geld heeft om partijfunctionarissen om te kopen. Bovendien heeft links in Hongarije onvergelijkbaar veel meer invloed op de media dan de Fidesz. Als je met zulke leugens wordt aangevallen mag je boos worden of de tegenstander uitlachen, maar je mag niet terughoudend en kalm blijven.
Met betrekking tot Berlusconi wordt in talrijke Europese landen een verkeerd beeld geschetst. Natuurlijk is het onwenselijk dat een politicus zo’n invloed heeft als hij, maar dat beginsel geldt voor elke politicus, ook voor linkse. Italië is het enige EU-land, waar de belangrijkste TV-zenders in rechtse handen zijn. In alle andere EU-lidstaten geldt het omgekeerde probleem: daar domineert links niet alleen de TV, maar ook de pers.
–De parlementaire verkiezingen van 2002 werden door de linkse propagandamachine in het voordeel van de linksliberale SzDSz en de socialistische MSzP beslist. Velen vrezen dat dat scenario zich bij de volgende verkiezingen zal herhalen. Ziet u een uitweg?
–Het meerendeel van het Hongaarse volk is helaas nog steeds vatbaar voor leninistische agitprop. In 1956 was dat anders. Na het neerslaan van de revolutie en de repressie is echter een nieuw proces in gang gezet, dat duurzamer gevolgen heeft gehad: de collectieve omkoping. Het dictatoriale regime van Kádár probeerde na 1963 de mensen voor zich te winnen door het levensniveau te verhogen – overigens met behulp van westerse leningen – en uit een soort pervers sentiment van dankbaarheid, zoals een stewardess die na de vliegtuigkaping verliefd wordt op de kaper, begonnen velen te denken, dat dit aan Kádár te danken was. Hetgeen een ongelooflijke vergissing was, want die hogere levensstandaard was slechts aan één factor te danken: de revolutionairen van 1956. Aan niemand anders. Zij hadden immers laten zien, dat er grenzen zijn aan wat het Hongaarse volk verdraagt. Het Kádár-regime was als de dood voor een nieuwe opstand en heeft daarom het levensniveau verhoogd. Niet uit democratische gezindheid of uit medeleven, maar uit angst. De 17e eeuwse Engelse wetenschapper Sir John Harrington heeft in een van zijn epigrammen het mechanisme, waarmee het slachtoffer zich tegenover zijn beul gedraagt, zeer nauwkeurig omschreven. Dit past naadloos op Kádár en het kadarisme.
„Treason doth never prosper – What’s the reason?
For if it prosper – None dare call it treason”
Fysiek is de Berlijnse muur al gevallen. Nu is het tijd om ook in het geestesleven het prikkeldraad door te knippen, de grenswachten te ontwapenen en de valse „antifascistische” muur op te blazen. Als we dat doen zal, net zoals bij de sloop van de Berlijnse Muur, niet het fascisme binnenwaaien, maar de frisse wind van de vrijheid.
In het economische leven moet de kartelvorming worden voorkomen, c.q. ongedaan gemaakt, waarvoor een keiharde anti-kartelinstelling moet worden opgericht.Het is onmogelijk om over totatlitarisme te spreken zonder de revolutie van 1956 te noemen. Deze revolutie vormde in wezen een poging het evenwicht te herstellen. Dit was de enige revolutie van de 20ste eeuw, waar de gematigdheid „uitbarstte”. De revolutie van 1956 heeft het Hongaarse volk gered. Nu moeten we het evenwicht in het land herstellen en de revolutie voltooien: vrijheid in het geestesleven, gelijkheid voor de wet en solidariteit met de zwakkeren.
Rusland verdient respect, maar Polen verdient steun.