Nu de lont in het kruitvat van het Midden-Oosten is gestoken, is het de moeite waard om naar de positie van Israël te kijken.
De ligging, omvang en vorm van Israël vormen vanuit het standpunt van landsverdediging een nachtmerrie. Israël is in feite onverdedigbaar. Dat leert een enkele blik op de landkaart.
Als men de bezette westelijke Jordaan-oever niet meerekent, dan is het land in het midden zo smal – nog geen 20 kilometer – dat het met een geconcentreerde aanval op die “wespentaille” gemakkelijk in tweeën gespleten kan worden. Dan kunnen de noordelijke en zuidelijke helft door de vijand omsingeld en afzonderlijk verslagen worden.
Bovendien is het omgeven door potentieel vijandige staten die een coalitie zouden kunnen vormen, waardoor het land op drie fronten oorlog zou moeten voeren. Dat is zelfs in theorie niet te winnen.
Nu is de directe dreiging van het afsnijden van noord en zuid in 1967 weggenomen door de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, maar dat is een politiek gemeleerd gebied dat samen met Gaza de Palestijnse staat vormt en waar de instabiliteit als het ware ingebouwd is. Er wonen 2,8 miljoen Palestijnen en 350.000 joodse Israeli’s en alles hangt af van de wijze waarop die op een bepaald moment met elkaar omgaan.
De politieke inrichting van de Westoever is een tijdelijke constructie. Alles aan de inrichting van Israël lijkt tijdelijk.
De ligging van Jeruzalem is strategisch gezien de grootste nachtmerrie voor de Israel Defense Forces: het ligt deels op de Westoever aan de oostgrens van het land. Het is de meest heilige stad van het land, maar is door zijn ligging aan de grens nauwelijks te verdedigen.
De enige natuurlijk bondgenoot van Israel is de Middellandse Zee, waar geen dreiging van voormalige tegenstanders te verwachten is.
In het rapport “Israels strategic doctrine” van de Rand Corporation wordt het dilemma als volgt geformuleerd: “A single defeat may destroy the state. A single Israeli victory cannot settle the conflict. Israel may face a future of endless war.”
Vergelijken we Israël met Rusland, dan heeft Rusland het voordeel dat het een groot aantal nederlagen kan incasseren, zonder dat het verslagen wordt. Dat is tijdens de Napoleontische oorlogen en in de beide wereldoorlogen ook gebeurd. De vijand drong diep in Rusland door – Napoleon heeft zelfs Moskou ingenomen – maar het Russische leger trok zich simpelweg terug, desnoods tot achter de Oeral, teneinde de vijand later met tegenoffensieven of met partizanenacties te verwoesten, dan wel te demoraliseren en geleidelijk aan te verzwakken.
Israël, echter, is zo klein en smal dat het leger geen ruimte heeft om zich terug te trekken.
De defensieve strategie van Israel is volgens het rapport van Rand dan ook gebaseerd op conventionele afschrikking, dat wil zeggen dat een reële of vermeende vijand duidelijk gemaakt wordt dat hij een hoge prijs zal betalen en snel verslagen zal worden, indien hij tot agressie tegen Israël overgaat.
Maar in feite kan men een stap verder gaan en stellen dat Israel er ongeacht de politieke koers van het land op aangewezen is, om permanent alert te zijn en te vertrouwen op preventieve oorlogsvoering.
De veiligheid van het land hangt af van het vermogen om de voorbereidingen van potentiële vijanden nauwgelet af te lezen en, als die bedreigend worden, in een preventieve oorlog de desbetreffende vijand totaal te verslaan.
Dat is geen basis voor stabiliteit in de regio.
De situatie is, waar men ook de verantwoordelijkheid voor de spanningen in het Midden-Oosten neerlegt, op den duur onhoudbaar. Het is een permanente voedingsbodem voor radicalisme, buitenlandse inmenging en spanningen tussen instabiele staten.
Het feit dat Israel intern de meest moderne en democratische staat van het Midden-Oosten is, doet daar niets aan af.
Israel is, met alle sympathie voor het patriottisme van zijn inwoners, een onmogelijke staat. Het heeft maar twee opties op lange termijn: of het wordt weggevaagd door zijn vijanden, of het breidt zich uit tot de omvang van het voormalige koninkrijk van David, zoals sommige radicale rabbijnen willen, zodat het land tenminste verdedigbaar is.
Beide mogelijkheden zijn anachronistisch. De tragedie van de staat Israël is dat zij op het verkeerde moment in de geschiedenis is gesticht. Vanuit het standpunt van de Arabische buurlanden te laat, omdat die het bestaan van een door het westen gesteunde joodse staat zien als een vorm van neokolonialisme. En vanuit het standpunt van de eschatologie te vroeg, want het volk van Israël zou pas terugkeren naar het Beloofde Land als de Messias was gekomen.
De Amerikaanse president Barack Obama heeft op 30 oktober 2015 verklaard dat hij toch grondtroepen naar Syrië gaat sturen. Te beginnen met een 50-tal commando’s dat naar Noord-Syrië wordt uitgezonden.
Ze moeten daar gerichte operaties tegen ISIS uitvoeren in Syrië en Irak (voor dat laatste zit je in Noord-Syrië dan overigens helemaal niet goed) en helpen om de Irakese stad Ramadi te heroveren.
Hij deed dat ondanks 16 beloftes om dat niet te doen. Of moet je zeggen dankzij, want als een staatsman standvastig is in zijn voornemen om iets niet te doen, waarom moet hij het dan zo vaak ontkennen? Dan is één of hooguit twee of drie keer toch voldoende?
Los van de weifelachtige houding van de president in zaken van oorlog en vrede – hij heeft hier gehandeld in overleg met “militaire adviseurs”, terwijl het een puur politieke beslissing betreft – is dat een ernstige zaak. Door de enkele aanwezigheid van Amerikaanse grondtroepen, wordt er een antecedent gecreëerd voor een militaire confrontatie met de Russische strijdkrachten die het Syrische regime momenteel assisteren in zijn strijd tegen Islamitische Staat.
Of zo’n schermutseling opzettelijk of onbedoeld tot stand komt, doet er niet toe. Het gaat erom dat Obama de voorgeschiedenis van de derde wereldoorlog aan het schrijven is.
In plaats van samen te werken met Rusland door met dat land een coalitie aan te gaan om IS zo snel mogelijk te verslaan, stuurt hij grondtroepen naar een land, waar de Russische luchtmacht dagelijks bombardementen uitvoert. Hij doet dat zonder mandaat van de Verenigde Naties, terwijl Rusland tenminste formeel handelt op verzoek van de legitieme regering van Syrië, die nog steeds door de VN erkend is.
De 50 commando’s zullen gevolgd worden door nieuwe grondtroepen, waardoor de kans op incidenten toeneemt. Op een gegeven moment ontstaat een situatie, waarin het haast wel móet komen tot een “onbedoelde” confrontatie.
Obama maakt het zichzelf met zijn stuurloze koers alleen maar moeilijker, want als de troepen eenmaal in Syrië zijn, is het in de huidige situatie onmogelijk om ze zonder gezichtsverlies weer terug te trekken.
Het is overigens niet zeker dat er niet al lang “boots on the ground” aanwezig zijn in Syrië.
Volgens een artikel van de Sunday Express met titel “SAS dress as ISIS fighters in undercover war on jihadis“, zouden er deze zomer al Britse commando’s van de Special Air Service en de Special Boat Service in Syrië aanwezig zijn. Deze special forces waren aanwezig in Syrië in het kader van de Britse participatie aan de strijd tegen ISIS (“Operation Shader”).
In werkelijkheid zouden ze zich echter als ISIS-strijders verkleed hebben en tegen de troepen van de Syrische regering gevochten hebben. Als Britse commando’s met ISIS meevechten, is het niet onmogelijk dat Amerikaanse special forces dat ook reeds enige tijd doen.
Dat verklaart waarom de bloeddorstige barbaren van ISIS, met nauwelijks getrainde psychisch labiele westerse drop-outs in hun gelederen, het toch zo lang hebben uitgehouden tegen het Syrische beroepsleger.
De Russische president Vladimir Poetin kán vanuit zijn positie niet veel anders doen dan wat hij doet: de omsingeling van Rusland doorbreken en het conflict naar het Midden-Oosten exporteren. Obama verkeert echter in een sleutelpositie, want de Verenigde Staten hebben hun handen vrij. Doordat Obama echter blijft weigeren om zijn historische opdracht uit te voeren, leidt de vredespresident ons gestaag naar de derde wereldoorlog. Ook al zal die waarschijnlijk pas in de (tweede) ambtstermijn van Hillary Clinton uitbreken.
Obama is diep in zijn hart bang, dat als hij in zijn buitenlandse politiek hetzelfde idealisme aan de dag legt, als John Fitzgerald Kennedy deed in de binnenlandse politiek, hem hetzelfde lot zal wachten als zijn illustere voorganger.
Obama werd in 2008 door een sangoma (natuurgenezer) van het zoeloevolk treffend beschreven in het hiernavolgende gedicht:
An actor walks upon the floodlit stage of life
wearing a mask of an angel beneath a demon’s gown.
Pretence smiles upon the crowded hall of life
holding out hope as bright as it is false.
Son of a woman in whose veins flows the blood
of ancient Ireland and dark Africa’s plains.
You are Obama, nick-named the standing king
You are Barack, oh, son born to deceive
The suffering hoards of Africa look up to you,
See a black saviour where nought but a Judas strides.
An entrapper of nations, bringer of dismal war
Behind the robes and the nylon wings of hope
Oh, may those who look upon you, see you as you are.
May those who hope in you behold you as you be
A prince deceitful to bring down Africa’s shrines
A siren who leads Africa’s ships onto rocks of obliteration.
Your rule my lord will not be one of peace
Your reign my king will not be one of smiles
Even as we speak in caves both dark and dank
Enraged fanatics plot your dark demise
They will put around your head a bloodwet martyr’s crown.
Oh black Kennedy following the one before
May God forgive thee and thy fiery spouse
As you walk in silence from the stage of life
Barack Obama, blessed son, Oh standing king.
Voormalig opperbevelhebber van de NAVO in Europa (1997-2000), verantwoordelijk voor NAVO-bombardementen op Servië in het kader van de Kosovo-oorlog, ging 10 dagen na de aanslagen op het World Trade Center van 11 september 2001 naar het Amerikaanse ministerie van Defensie op uitnodiging van Buitenlandse zaken Donald Rumsfeld ontmoette en “drahtzieher” staatssecretaris van Defensie Paul Wolfowitz.
Bij die gelegenheid ging hij ook langs bij voormalige ondergeschikten die op dat moment nog bij de Joint Chiefs of Staff werkten. Een van de generaals hem apart en zei: “We’ve made the decision, we’re going to war with Iraq.” Dat was op 20 september 2011. De oorlog zou 2 jaar later inderdaad plaatsvinden. Generaal Clarke vroeg waaróm de VS oorlog zouden gaan voeren tegen Irak. De generaal antwoordde: “I don’t know. I guess they don’t know what else to do.” Clark vroeg of ze informatie hadden gevonden die het Iraakse regime met terreurorganisatie Al-Qaeda in verband bracht, maar dat was niet zo.
Een paar weken later kwam Clark weer langs en sprak dezelfde generaal. Tegen die tijd waren de VS begonnen Afghanistan te bombarderen. Clark vroeg of de VS nog steeds ten strijde zouden trekken tegen Irak. De generaal antwoordde: “Erger nog”, pakte een papiertje van de andere kant van zijn bureau en zei: “Ik heb dit net van boven gekregen [van het kantoor van de minister van Defensie op een hoger gelegen etage]. Het is een memo dat beschrijft hoe we binnen 5 jaar 7 landen gaan uitschakelen. Te beginnen met Irak, dan Syrië, Libanon, Lybië, Somalië, Soedan en tenslotte Iran.”
Aangezien het lijstje van Clark reeds genoemd wordt in zijn boek Winning Modern Wars uit 2003, vormt het een aanwijzing dat die plannen inderdaad in de door hem genoemde of in een andere vorm op dat moment bestonden.
Irak werd in 2003 aangevallen onder het valse voorwendsel dat het massa-vernietigingswapes had. Minister van Buitenlandse zaken Colin Powell had de ondankbare taak gekregen om de leugen in VN te “bewijzen”, waarvoor hij later excuses heeft aangeboden.
Lybië werd in 2011 aangevallen. Na een jaar van opluchting in 2012 is het land inmiddels een roversnest geworden. Het land is gespleten in twee rivaliserende regeringen, parlementen en strijdkrachten, die de natuurlijke rijkdommen proberen te pakken te krijgen. Het produceert nog slechts 160.000 olievaten per dag, iets meer dan een tiende van de 1,5 miljoen die het land onder al-Qhadaffi produceerde. Omstreeks 400.000 burgers hebben het land verlaten, er vinden nog steeds schermutselingen plaats en de burgers van de stad Benghazi, waar het allemaal begon, leven in ellende.
Soedan is in 2011 uiteengevallen in twee delen doordat Zuid-Soedan zich officieel heeft afgescheiden van Soedan en een eigen staat heeft uitgeroepen die erkend is door de VN en de Afrikaanse Unie. Het land wordt sindsdien getergd door interne onrust.
In oktober 2013 wilden de Amerikaanse president Barack Obama en minister van Buitenlandse zaken John Kerry Syrië aanvallen wegens vermeend gebruik van chemische wapens, nadat er volgens Kerry “geen diplomatieke oplossing mogelijk was”. Dat werd echter voorkomen door ingrijpen van de Russische president Vladimir Poetin, die voorstelde dat de Verenigde Naties het beheer van de chemische wapens van Syrië zouden overnemen. Nadat het voorstel door de Syrische president Basjir Assad werd aanvaard en door de Veiligheidsraad van de VN werd aangenomen, trokken de Amerikanen hun plannen voor luchtaanvallen op de troepen van Assad terug.
Niettemin is het land door de burgeroorlog, die ontstond nadat door de VS en Saoedi-Arabië bewapende milities uit Lybië naar Syrië trokken, de facto uiteengevallen. Staatkundig herstel van Syrië in de oude vorm is ondenkbaar. De meest waarschijnlijke oplossing is een rompstaat met een democratisch bestuur, waarin Assad de macht moet delen en moet accepteren dat het noorden autonoom wordt of deel gaat uitmaken van een Koerdische staat.
Libanon staat nog overeind, Somalia ook, hoewel de VS met enige regelmaat beperkte aanvallen op het land doen in de vorm van bombardementen met onbemande vliegtuigen en operaties door special forces.
In Soedan heeft in 2011 het zuiden zich afgescheiden en een onafhankelijke staat uitgeroepen onder de naam “Zuid-Soedan”. De VS hebben het land sinds 1998 niet meer gebombardeerd, maar er zijn in 2009 en 2011 bombardementen uitgevoerd die worden toegeschreven aan bondgenoot Israël.
Het belangrijkste land op het verlanglijstje van de neoconservatieven is natuurlijk Iran. Maar ondanks herhaaldelijk aandringen door neoconservatieven in de VS, is het niet gelukt een aanval tegen Iran op te zetten. Momenteel helpt Iran tegen Islamitische Staat en is een aanval op korte termijn niet waarschijnlijk, tenzij Israël besluit om de Derde Wereldoorlog te beginnen.
In Moskou is het lijstje van Clark natuurlijk ook bekend. En Moskou heeft besloten om een streep in het zand te trekken. Rusland kan zich niet veroorloven om al zijn voormalige bondgenoten in het Midden-Oosten te verliezen. En om toe te zien hie de VS een te grote grip op de oliereserves in de regio krijgen.
Gisteren uitte de Russische president Vladimir Poetin zijn teleurstelling over de aanhoudende weigering van de regering van de Verenigde Staten om informatie over de posities van Islamitische Staat met Rusland te delen te delen.
De VS beschikken over waardevolle informatie over de posities van de strijders van IS, die het de Russische strijdkrachten in de regio mogelijk zouden maken om korte metten te maken met dit mysterieuze leger van religieuze fanatici, dat uitgerust is met het modernste wapentuig en de meest verouderde ideeën.
Dus waarom, vroeg Poetin zich af, delen de de VS, als het werkelijk in hun bedoeling ligt om IS te verzwakken, niet simpelweg hun info met de Russische regering?
Opnieuw kan men niet anders dan Poetin gelijk geven, net als bij grote delen van zijn toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties eind september, ongeacht wat men van zijn binnenlands beleid of zijn persoon zou kunnen vinden. Waarom niet gaan samenwerken met Rusland, al was het maar uit tactisch oogpunt? De VS en Rusland zijn het weliswaar niet eens over het aanblijven van Assad, maar informatie over de posities van IS kan niet gebruikt worden tegen de zogenaamde “gematigde” oppositie in Syrië. Die verzwakt uitsluitend IS, en geen enkele andere strijdende partij.
Opnieuw krijgt men de indruk dat de VS er in woord wel, maar in daad niet op uit zijn om IS te elimineren. Dat blijkt steeds weer uit details. Russia TV toonde vanmorgen beelden van moderne Amerikaanse wapens, die op een of andere manier in handen van Syrische rebellen waren geraakt. Er was vorige week in de Nederlandse pers – naar aanleiding van vragen van Amerikaanse terrorismebestrijders aan Toyota – aandacht voor de vraag hoe IS toch aan die honderden Toyota’s Hilux kwamen, waar ze in hun propagandafilmpjes mee te zien zijn. Terwijl de Volkskrant niet verder kwam dan dat er de laatste jaren in Irak veel meer Hiluxen werden verkocht dan daarvoor, maar dat het een raadsel blijft hoe IS aan die dingen kwam, heeft het Ron Paul Institute for Peace and Prosperity dat “raadsel ” echter al op 9 oktober grotendeels opgelost.
Public Radio International (PRI), dat door een Amerikaanse stichting wordt gefinancierd, berichtte vorig jaar in een door de website van het instituut aangehaald artikel:
“Onlangs, toen het US State Department de levering van niet-dodelijke hulp aan Syrische rebellen hervatte, stonden er 43 Toyota trucks op de pakbon.” PRI interviewt Oubai Shahbander, toen adviseur in Washington van de Syrische Nationale Coalitie, die uitlegde wat de voordelen waren van de Hilux voor de gematigde oppositie. Ze kunnen zowel voor humanitaire operaties worden gebruikt, stelt Shabander, als voor bevoorrading van troepen en je kunt er natuurlijk zwaar bewapende militieleden in vervoeren.
Beeldmateriaal van IS-strijders in pick-up trucks toont echter dat Hiluxen echter doorgaans niet terecht bij de gematigde oppositie, maar bij de IS.
IS wordt niet alleen direct door de VS gesteund met wapens en voertuigen, vorige week werd ook bericht dat het Vrije Syrische Leger van de regering van Saoedi-Arabië 500 krachtige antitankraketten van het type TOW gekregen hadden. De Saoedi’s zouden dat niet kunnen doen zonder overleg met plaatselijke liaison officieren van de VS, want het grenst aan directe inmenging in het conflict in Syrië.
Bij staten doet men er verstandig aan om de verklaarde doelstellingen van hun beleid serieus te nemen, maar niet één op één over te nemen. De officiële reden voor de Amerikaanse aanval op Irak in 2003 was het wegnemen van de dreiging van massavernietigingswapens. De werkelijke reden was echter het vervangen van het regime (en het vergroten van de Amerikaanse invloed in de regio tijdens op de wederopbouw). Toen na de nederlaag van Irak bleek dat er geen dergelijke wapens waren, kwam de aap uit de mouw en verdedigde Washington zich door te stellen dat Irak nu een beter land was, omdat de gevreesde dictator Saddam Hussein ten val was gebracht.
Als men de gedragingen van staten wil begrijpen, is het verstandiger primair te kijken naar de gedragingen zelf, dat wil zeggen het handelen en het nalaten van de desbetreffende staat, en te onderzoeken of die een bepaalde continuïteit, een bepaalde logica bevatten.
Doet men dat bij het Amerikaanse beleid ten aanzien van Syrië sinds 2014, dan valt op dat de VS hebben nagelaten om IS met bombardementen ook maar te verzwakken, terwijl er wel allerlei modern wapentuig van Amerikaanse herkomst in handen van IS is gekomen.
Dan is er – afgezien van wat men verder van de Russische interventie in Syrië of van de persoon van Vladimir Poetin vindt – weinig af te dingen op de uitspraken van de Russiche president.
In de Russische politiek en media wordt er herhaaldelijk op gewezen dat Westerse mogendheden hun belofte hebben gebroken om de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) na de val van het IJzeren Gordijn niet uit te breiden naar het Oosten. Zowel president Vladimir Poetin als premier Dmitri Medvedev hebben zich in die zin uitgelaten.
De kwestie is belangrijk, want als er echt zo’n belofte is geweest, en hij is door de leiders van de NAVO-lidstaten gebroken, dan is Rusland bekocht.
Amerikaanse beleidsmakers ontkennen dat er zo’n belofte is geweest. Zo ontkent zowel de Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken (1989-1992) van dat moment James Baker, als zijn West-Duitse ambtgenoot Hans Dietrich Genscher (1982-1992), als de minister van Buitenlandse zaken van de Sovjet-Unie van dat moment Eduard Shevardnadze (1985-1990) dat er ooit een dergelijke belofte is gedaan.
De Amerikaanse ambassadeur in Moskou (1987-1991), Jack Matlock, stelt echter dat er een “duidelijke toezegging” (“clear commitment”) was dat NAVO zich niet oostwaarts zou uitbreiden.
De man die het allemaal het beste kan weten, de toenmalige president van de Sovjet-Unie Michail Gorbatsjov, wordt door het Amerikaanse Brookings Institute geciteerd, als zou hij beweren dat zo een toezegging nooit is gedaan. Op de Russische televisie heeft hij echter gezegd dat zo’n toezegging wel degelijk is gedaan.
Hoewel de sovjets bij de talrijke onderhandelingen in 1990 bijna alles op schrift hebben laten leggen, was er tot voor kort geen spoor te vinden van een schriftelijke belofte dat de NAVO niet zou oprukken naar de grens van het post-communistische Rusland.
Het Duitse weekblad Der Spiegel heeft echter in 2009 inzage gehad in voorheen geheime Duitse en Britse documenten, die de verklaring van Poetin, Medvedev en Matlock ondersteunen.
Op 10 februari 1990 vond er tussen 16:00 en 18:30 uur een gesprek plaats tussen Genscher en Shevardnadze. Volgens de Duitse notulen van dat gesprek, zei Genscher:
“Wij zijn ons ervan bewust dat lidmaatschap van de NAVO van een herenigd Duitsland complexe vragen kan oproepen. Voor ons is één ding zeker: de NAVO zal zich niet naar het Oosten uitbreiden.”
Duidelijker kan niet.
Der Spiegel kwam op basis van dit en andere documenten dan ook tot de conclusie “dat er geen twijfel was dat het Westen alles gedaan heeft wat het kon om de sovjets de indruk te geven dat er geen sprake was van NAVO-lidmaatschap voor landen als Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije”.
Kijkt u op de kaart van Europa, dan ziet u dat er zonder NAVO-lidmaatschap van die laatste drie landen ook geen sprake had kunnen zijn van een lidmaatschap van de Baltische Staten, want die liggen achter Polen, en eigenlijk ook niet van lidmaatschap van Roemenië en Bulgarije, want die liggen achter Hongarije.
Terug naar de geopolitieke werkelijkheid van 2015. Dan zien we dat de NAVO zich 25 jaar later heeft uitgebreid tot aan de grens van Rusland.
Tijdens de Koude Oorlog, dus tot 1989, was het NAVO-lidmaatschap defensief van aard, namelijk om een aanval van de Sovjet-Unie af te slaan, dan wel te ontmoedigen. Maar na de val van Berlijnse Muur en van de communistische regimes in 1989 en 1990, was de onmiddellijke dreiging verdwenen. Zeker nadat de Communistische Partij van de Sovjet-Unie in november 1991 werd verboden en de Sovjet-Unie in 1992 werd opgeheven. Armenië, Azerbajdzjan, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgizstan, Letland, Litouwen, Moldavië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan scheidden zich af, terwijl Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne zich onafhankelijk verklaarden en aaneensloten in het veel kleinere Gemenebest van Onafhankelijke Staten. Daar kwamen later wat lidstaten bij, maar het is in feite weinig meer dan een handelszone gebleven.
Is de toetreding van Oost-Duitsland tot de NAVO in 1990 nog te begrijpen als logisch gevolg van de Duitse hereniging, anders is dat bij die van de overige landen. Polen, Tsjechië en Hongarije werden in 1999 lid, toen er geen enkele dreiging uit het Oosten was. De Baltische Staten, Slowakije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije sloten zich aan in 2004 en Kroatië en Albanië tenslotte in 2009. Daar zijn geen defensieve redenen voor te bedenken.
Hoewel het vanuit het perspectief van landen als Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije om historische redenen begrijpelijk is dat zij preventief bescherming zochten, wil dat niet zeggen dat NAVO hen dan ook in een militaire alliantie moet opnemen. De NAVO-landen, met name de Verenigde Staten, hebben immers andere belangen dan de Centraal-Europese staten. En zij hebben een verantwoordelijkheid om nationalistische en communistische krachten in Rusland niet nodeloos in de kaart te spelen.
Het was veel verstandiger geweest als de voormalige satellietstaten onafhankelijk waren gebleven en zich zelfstandig herbewapend hadden. Bij een eventuele terugkerende Russische dreiging zouden ze zich altijd nog later aaneen hebben kunnen sluiten.
Het oprukken van de NAVO tot aan de Russische grenzen heeft hen slechts schijnzekerheid gegeven, want door de absurde bezuinigingen op defensie door de Europese regeringen de afgelopen decennia en het gapende gat in de antitank-capaciteit in het bijzonder, is NAVO niet in staat om een Russische aanval op Europa af te slaan.
Dat is buitengewoon dom en buitengewoon gevaarlijk: je ontwapent jezelf en breid je uit richting je voormalige tegenstander. Daardoor provoceer je de tegenstander, terwijl je jezelf steeds kwetsbaarder maakt.
Wat er had moeten gebeuren, is het tegendeel: de NAVO had zich in de jaren ’90 gefaseerd moeten opheffen, althans in elk geval niet moeten uitbreiden. De Europese landen hadden zelfstandig moeten blijven investeren in defensieve bewapening.
Nu is er niet alleen een belangrijke belofte aan Rusland geschonden, maar heeft Rusland de indruk dat het wordt omsingeld.
De oostelijke grens van de NAVO begint nu in Estland en loopt via Letland, Litouwen, Slowakije van noord naar zuid tot Hongarije. Daar buigt hij oostwaarts af naar Roemenië en zwenkt zuidwaarts naar het Bulgarije. Van Bulgarije loopt de lijn van het bondgenootschap verder oostwaarts via Turkije.
Bekijkt men dat kaartje, dan begrijpt men waarom het er vanuit het perspectief van Moskou uitziet, alsof Rusland in het westen omsingeld wordt.
Volgens een artikel van Ahmed Nafeez van het Institute for Policy Research & Development in het Britse dagblad The Guardian van twee jaar geleden, is de betrokkenheid van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten bij het conflict in Syrië niet alleen ingegeven door puur humane overwegingen, maar ook door het oliebelang.
Al in 2011, dus een jaar vóór de uitbraak van de Syrische burgeroorlog, bleek uit uitgelekte notulen van overleg tussen de particuliere intelligence firm Stratfor en medewerkers van het Amerikaanse ministerie van Defensie dat de VS en Groot-Brittannië bezig waren Syrische oppositiegroeperingen te trainen met als doel om het regime van president Basjir Assad van binnenuit ten val te brengen.
De Franse minister van Buitenlandse zaken Roland Dumas verklaarde later op de Franse televisie dat hij in 2009 in Engeland was geweest en Britse topambtenaren hem toen reeds hadden laten weten dat Groot-Brittannië plannen had om iets te ondernemen in Syrië en om gewapende rebellen het land in te brengen.
Weer twee jaar eerder, in 2007, kwam via een presidential finding aan het licht dat de Amerikaanse president George Bush de Amerikaanse inlichtingendienst CIA toestemming had gegeven om covert operations te beginnen tegen Iran en Syrië.
Weekblad de New Yorker berichtte op grond van bronnen binnen de Amerikaanse regering en inlichtingendiensten dat de regering Bush samen met de regering van het soennitische Saoedi-Arabië bezig was met clandestiene operaties tegen de sjiitische Hezbollah in Libanon en, inderdaad, tegen het sjiïtische Iran en zijn bondgenoot Syrië. Een neveneffect daarvan zou zijn geweest, dat extremistische soennitische groeperingen zouden worden versterkt die de VS vijandig gezin waren en sympathie koesteren voor Al-Qaeda. De Saoedische regering verleende met toestemming van de VS via de Syrische moslimbroederschap financiële steun.
Volgens Nafeez kan die vergaande directe en indirecte inmenging in een soevereine staat als Syrië niet los gezien worden van de oliebelangen in de regio.
Zo bestaat er al jaren een plan om een pijpleiding aan te leggen die vanuit het South Pars / North Dome Olieveld bij Qatar naar Turkije loopt, waar hij kan aansluiten op bestaande oliepijpleidingen.
Het plan voorziet twee mogelijke routes: de een via Saoedi-Arabië, Jordanië en Syrian de ander via Saoedi-Arabië, Koeweit en Irak.
Probleem is dat de Syrische regering al jarenlang medewerking weigert omdat zij de belangen van bondgenoot Rusland wil beschermen. Rusland is immers de belangrijkste leverancier van olie en gas aan Europa en nieuwe leveranties vanuit Qatar via Turkije naar Europa, zouden de Russische marktpositie ondermijnen.
Als het regime van Assad ten val gebracht en een pro-Amerikaans regime aan de macht geholpen kan worden, wordt Rusland niet alleen strategische verzwakt doordat een traditionele bondgenoot wordt “afgepakt”, maar wordt ook een gevoelige economische slag toegebracht aan Rusland dat immers voor 90% afhankelijk is van de export van olie en gas.
Maar er is meer. De Qatar-Turkije pijpleiding concurreert met de voorgenomen “islamitische pijpleiding” die vanuit Iran via Irak naar Syrië zal moeten gaan lopen tot in Damascus.
De Syrische regering weigerde in 2009 om een overeenkomst te tekenen met Qatar en begon het volgende jaar onderhandelingen met Iran over de aanleg van de Iraanse pijpleiding via Irak naar Syrië. De onderhandelingen resulteerden in juli 2012 in een principe-akkoord over het project, begin 2013 gevolgd door een kaderovereenkomst omtrent de constructie van pijpleidingen door Irak.
Niet alleen zou de pijpleiding van Qatar via Saoedi-Arabië naar Turkije, – de eerste twee zijn Westerse bondgenoten en de derde is zelfs NAVO-lid – er niet komen, in plaats daarvan kon men bovendien concurrerende olieleveranties verwachten vanuit Iran aan Irak, Syrië, Libanon en op termijn zelfs aan Europa.
Het Turkse ministerie van buitenlandse zaken beweert vandaag dat de Russische bombardementen op stellingen van rebellenstrijders in Syriê “meer extremisme en radicalisme” in de hand zullen werken.
De Turkse regering – die overigens volgens een rapport van de Amerikaanse senaat, dat eerder deze week werd gepubliceerd, in Syrië regelmatig lege huizen laat bombarderen – neemt daarmee het standpunt over dat de Amerikaanse regering een dag eerder uitsprak.
Het Amerikaans-Turkse standpunt is echter uiterst hypocriet gezien de buitenlandse politiek van de VS van de afgelopen 100 jaar, die er op talrijke momenten, regelmatig zelfs doelbewust, op gericht was om radicale stromingen te versterken om regio’s uit balans te brengen en daarna onder Amerikaanse invloed te brengen.
Uit memoranda van de Defense Intelligence Agency uit 2012 blijkt dat de meerderheid van de Syrische verzetsstrijders – de goeden uitgezonderd – bestaat uit jihadisten, moslimbroeders en al-Qaeda. Dus niet uit “legitieme” rebellen die democratie en een rechtstaat willen.
De strijders van IS, dat in 2014 in Irak werd opgericht uit elementen van al-Qaeda, werden door Amerikaanse veiligheidsdiensten bewapend, getraind en gefinancierd, met name tijdens de burgeroorlog in Libië, maar ook daarvoor. Zij hebben in Irak aanzienlijke voorraden Amerikaanse wapens en munitie veroverd die hen in feite in handen zijn gespeeld.
De Turken spelen het spelletje van de VS dus lustig mee. Strijd voeren, maar niet te snel winnen.
Het is natuurlijk moeilijk voorstelbaar dat een coalitie van Westerse landen van de VS, Groot-Brittanië, Frankrijk, Nederland en Turkije niet in staat zouden zijn om binnen de kortste keren de strijdkrachten van Islamitische Staat te verslaan. Als alleen de VS en Turkije drie weken lang ook maar enigszins serieus zouden proberen om IS aan te pakken, zou er van de beweging niets dan een stofwolk overblijven.
De bedoeling is dus duidelijk om het conflict te laten voortduren. In reactie daarop kunnen dan in alle rust de werkelijke geopolitieke doelstellingen gerealiseerd worden.
Dit beleid van het creëren van problemen en die vervolgens bestrijden wordt in feite al meer dan een eeuw gevoerd door de Amerikaanse regering, of beter gezegd kringen rondom de Amerikaanse regering.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog droeg het Amerikaanse beleid er – hoewel het formeel gericht was op het helpen beëindigen van het conflict – de facto toe bij dat de oorlog langer duurde dan noodzakelijk. De regering Wilson manoeuvreerde zich in een positie van bemiddelaar en gaf op het belangrijkste moment in 1916 niet thuis. De op papier veelbelovende punten van Wilson, die gericht waren op het bevorderen van het zelfbeschikkingsrecht van naties, werkten aan het einde van de oorlog als een Trojaans paard en moedigden separatistische tendensen in Midden-Europa aan die tot op de dag van vandaag voelbaar zijn.
Vanaf het eerste begin in 1917 hebben Amerikaanse bedrijven en banken de communistische staatsgreep in Rusland gesteund. Door een lening van de Federal Reserve aan de bolsjewieken, maar ook door persoonlijke interventie van president Woodrow Wilson, toen Leon Trotsky – die later leiding zou geven aan de militaire kant van de revolutie – door de Canadese autoriteiten werd tegengehouden toen hij op weg was naar Rusland. Wilson oefende druk uit, waardoor Trotsky, die van hem een paspoort had gekregen, alsnog naar Rusland kon gaan om daar de communistische machtsovername te organiseren.
Inmiddels hebben historici vastgesteld dat de opbouw van de industrie van de Sovjet-Unie in de eerste twee vijfjarenplannen (1928-1933 en 1933-1938), grotendeels door Amerikaanse interventie tot stand is gebracht.
Dit is allemaal zeer goed gedocumenteerd. Zo beschreef Sonia Melnokova-Raich in The Journal of the Society for Industrial Archeology in 2010 (vol. 36, no 2, pp 57-80) hoe het meest geavanceerde Amerikaanse architectenbureau van dat moment, de Albert Kahn Associates, aanzet gaven (“jump-started”) tot de industrialisering van de Sovjet-Unie. De Kahn brothers produceerden tractorfabrieken in Stalingrad, Charkov, Tsjeljabinsk en elders die opgezet waren – en later gebruikt werden – om grote aantallen tanks te produceren. Een gedetailleerd overzicht van de Amerikaanse steun aan de opbouw van zo’n beetje elke tak van de sovjet-industrie vindt u in Westers Technology and Soviet Military Development van wijlen professor Economie Antony C. Sutton.
De Sovjet-Unie werd ook op talrijke andere manieren ondersteund, met name door enkele bedrijven uit de financiële sector, zoals u kunt lezen in Wall Street and the Bolshevik Revolution van Sutton. Tegelijkertijd steunden Amerikaanse bedrijven via dochterbedrijven de opkomst van Hitler-Duitsland (Wall Street and the Rise of Hitler). Dat zijn geen samenzweringstheorieën, maar zeer goed gedocumenteerde studies.
Het gevolg daarvan was dat zowel de agressieve Sovjet-Unie van Stalin, als het nationaal-socialistische Duitsland, veel sterker werden dan zij zonder Amerikaanse steun geworden zouden zijn. En dat zij, toen zij gezamenlijk door middel van het Molotov-Ribbentrop pact van 23 augustus 1939 in feite de Tweede Wereldoorlog ontketenden, Europa in een oorlog stortten die veel langer en bloediger en grootschaliger was dan zonder die steun het geval zou zijn geweest.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ziet men opnieuw hoe krachten van achter de Amerikaanse regering het conflict doelbewust oprekten. Ten eerste door generaal George Patton te verhinderen om in 1944 Berlijn in te nemen en de oorlog zo een jaar eerder te beslissen. Maar ook natuurlijk door de weigering om de hoofdmacht van de invasie via Italië te laten oprukken naar Centraal-Europa en in plaats daarvan te kiezen voor een invasie in Normandië, waardoor de oorlog langer duurde en niet Patton, maar de Russische maarschalk Zjoekov uiteindelijk Berlijn zou veroveren.
Daarmee werd de deling van Duitsland, die vanuit diezelfde kringen reeds vanaf het einde van de 19e eeuw gewenst was, alsnog met Amerikaanse hulp gerealiseerd.
Tenslotte door de eis van “onvoorwaardelijke overgave” van Duitsland van de Amerikaanse regering in januari 1943, waardoor Duitsland veel langer doorvocht dan het gedaan zouden hebben als er uitzicht was geweest op vredesonderhandelingen. Zelfs de officieren die Hitler graag hadden willen offeren – en die waren er zeker – vochten nu door omdat ze wel een Duitsland zonder Hitler wilde, maar geen Duitsland dat tot kolonie of protectoraat zou worden.
De Amerikaanse buitenlandse politiek heeft ook na de Tweede Wereldoorlog deze dubbele politiek doorgezet. Een enkel voorbeeld is de Iraaks-Iraanse oorlog van 1980 tot 1988 toen het officieel het seculiere Irak steunde, maar tegelijkertijd clandestien via een andere branche van de buitenlandse politiek Iran steunde, zodat de oorlog veel langer en destructiever werd dan zonder die steun het geval geweest was.
Een en ander maakt deel uit van een klassieke strategie van verdeel en heers.
Buitengewoon leerzaam in dit opzicht is onderstaand interview van Sutton:
In dat licht is het dus helemaal niet vreemd dat de Amerikaanse inmenging in Irak, Afghanistan, Libië en Syrië niet geleid heeft tot stabiliteit, maar tot duurzame chaos en radicalisering. Dat ligt in het verlengde van de dialectische strategie die de Amerikanen hanteren.
Het is een op zich geniaal strategie die het mogelijk maakt dat zeer sterke, maar geografisch perifere en afgelegen mogendheden als Groot-Brittannië en de VS toch nog aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen in de de rest van de wereld.
De VS liggen een halve aardbol verwijderd van Azië, maar hebben toch invloed in Japan, Pakistan en Afghanistan en patrouilleren momenteel tot grote ergernis van de Chinese regering met de US Pacific Fleet in de Zuid-Chinese Zee. Natuurlijk is er altijd een voorwendsel, soms zelfs een legitieme reden, maar het gaat erom in te zien dat de VS, ook al is het een prachtig land met een uniek politiek en economisch stelsel, wel degelijk ook een politiek hebben om op lange termijn zo veel mogelijk in vloed uit te oefenen in werelddelen waar ze geografisch gezien niets te zoeken hebben.
In die zin zien ze zich, en zijn ze, de opvolgers van het Britse wereldrijk dat in 1910 een kwart van het aardoppervlak bestuurde en de helft dan de wereldzeeën beheerste.
De steun van de VS aan de Sovjet-Unie is na de Tweede Wereldoorlog achter de schermen gewoon doorgegaan. In de jaren ’60 en ’70 ontvingen de failliete communistische regimes van Oost-Europa miljarden leningen van Westerse centrale banken en particuliere financiële instellingen. Dergelijke steun aan de formele vijand in de Koude Oorlog heeft de Russische dissident Vladimir Boekovsky ertoe gebracht te verklaren dat de Sovjet-Unie zonder steun van het westen 10 jaar eerder zou zijn ingestort.
Tot slot de verklaring van professor Sutton, waarom hij denkt dat bepaalde Westerse banken en grote bedrijven vanaf het begin communistische regimes hebben gesteund:
Interviewer: “Why would an American capitalist, an American financeer, help to aid bolshevism?
Sutton: “The only answer – and this puzzled me for years, because we understand to be in opposition – the only answer I could come to is one of captive markets. The United States did not want another United States. And of course, if you look at the world map, Russia is two to three times larger than the United States. Imagine this as another United States, as a competitor to the United States. What the United States wanted or what Wall Street wanted was a captive market. Socialism is a captive market, because my earlier studies at the Stanford University have brought up the fact that a socialism system cannot innovate. It’s going to import innovation and technology from the West. So I think the aim and thinking behind this was to encourage the development of Marxism, and other types of socialism, because that would give these Wall Street bankers control of a world market, a captive market.
Op 30 september 2015 zijn de eerste militaire handelingen van Rusland in het Midden-Oosten begonnen. De Russische luchtmacht voerde bombardementen uit op doelwitten in de stad Homs en elders.
Wat en wie er precies geraakt is, zal later met meer zekerheid vastgesteld kunnen worden, maar de Westerse media melden nu reeds in hun berichtgeving dat niet Islamitische Staat, maar reguliere rebelleneenheden getroffen werden, suggererende dat de Russische regering er niet op uit was om IS uit te schakelen, maar om Assad in het zadel te houden.
Dat is niet het geval. Rusland handelt niet uit loyaliteit jegens het regime van Assad. Het wil via steun aan het Syrische regime zijn eigen geopolitieke doelstellingen in het gebied verwezenlijken. Als die op een andere wijze dan via invloed in Syrië gerealiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld via de vestiging van bases voor de Russische vloot op Noord-Cyprus en in Lybië, dan zal de Russische regering dat zeker overwegen.
De Amerikaanse president Barack Obama maakt een ernstige fout door de uitgestoken hand van Poetin niet aan te nemen. De reden daarvan zou liggen in een verschil van visie op de oorzaak van het probleem. Poetin wil Assad steunen om IS te verslaan, maar Obama ziet Assad als de oorzaak van het probleem en meent dat hij verwijderd moet worden.
Voor beide standpunten is iets te zeggen, maar het gemeenschappelijke belang is nu het verslaan van IS. Als de Amerikaanse regering daar ook maar enige prioriteit aan zou geven, zou zij direct een militaire samenwerking met Rusland aangaan en de kwestie van de positie van Assad ná de oorlog tegen IS discreet voor zich uitschuiven.
Syrië is de facto reeds uiteengevallen. De grenzen bestaan alleen nog maar op papier en het centrale gezag functioneert alleen nog maar in het westelijke deel van het land. Herstel van het regime van Assad is nauwelijks voorstelbaar. Rusland gaat echt niet al zijn kaarten zetten op herstel van een ten dode opgeschreven regime.
De Russische president Vladimir Poetin heeft gisteren dan ook verklaard dat Assad “compromissen” zal moeten tonen. Wat hij daarmee bedoelt zal duidelijk worden, naarmate de Amerikaans-Russische diplomatie een constructief karakter aanneent.
Het is namelijk zonneklaar dat Poetin op dit moment niet kan zeggen dat Assad moet vertrekken. Hij heeft Assad en zijn leger nodig om IS te verslaan. Maar hij laat wel doorschemeren dat Assad wat hem betreft na afloop slechts een deel van het grondgebied terugkrijgt, dan wel in het nieuwe Syrië de macht zal moeten delen met de oppositie. Anders gebruikt je het woord “compromis” niet.
Het zou dus voor de hand liggen als Obama de uitgestoken hand van Poetin aanneemt en beide leiders vragen over de kwestie van de toekomst van Assad beleefd wegwuiven.
Want wat voor keuze heeft Assad immers? Kan hij gaan zitten mokken en bij Poetin drammen dat hij garanties wil en anders de Russen eruit gooit? Natuurlijk niet, Assad heeft in wezen geen enkele andere keuze dan het in feite onvoorwaardelijk accepteren van Russische steun.
Maar een kat in het nauw maakt rare sprongen, dus het is buitengewoon onverstandig om hem dat nu alvast te laten merken.