Een nieuwe misselijkmakende trend doet zijn intrede in het middelbaar onderwijs in Nederland, namelijk het ‘Steward’-systeem.
Zoals lezers van dit blog weten, vormen zowel het lager, als het middelbaar onderwijs in Nederland het exclusieve domein van linkse en extreem-linkse fanatici. Links heeft in de jaren ’70 de meerderheid verworven in het onderwijs en in de decennia daarna – net zoals in de echte DDR – alle niet-linkse meningen, opvattingen en collega’s in de sector uitgeroeid.
Met heeft in de Nederlandse Onderwijs-DDR met zachte middelen gedaan wat Stalin met harde middelen deed in de kampen van de Goelag en de executie-kelders van de Loebljanka: het uitroeien van andere meningen en andersdenkenden.
Doordat dit met succes gedaan is – en het 90% van de ouders niks kan schelen of hun kinderen gehersenspoeld worden of niet – is het onderwijs verworden tot een laboratorium voor social engineering, waarin de linkse onderwijs-taliban proberen om kinderen van niet-linkse, christen-democratische en liberale, ouders om te vormen tot gehersenspoelde linkse burgers (en kiezers uiteraard).
Veel social-engineering projecten worden gemaskeerd als anti-pestmethodes. Deze bieden een gelegenheid om het idee dat de crimineel niet slechter is dan het slachtoffer (omdat de crimineel slachtoffer is van uitbuiting door de onderdrukkende klasse) te verspreiden. Dat gebeurt in de vorm van de Kanjer-training, de Regenboogtraining en nog 59 andere bekende antipest-methodes. Daarin wordt het verschil tussen de pestkop en het slachtoffertje gebagatelliseerd, dan wel ontkend. Terugduwen of terugslaan is even erg als iemand voor zijn bek slaan. Misdrijven worden goedgepraat en zelfverdediging wordt afgeleerd.
Nu is er echter iets nieuws. De laatste versie van de hersenspoeling lijkt rechtstreeks te zijn overgenomen uit de DDR, en wel in de vorm van het institutionaliseren van van het klikken en van verklikkers.
De partijleiding, pardon, het schoolbestuur, benoemt enkele leerlingen tot ‘stewards’. Hun taak is om tijdens de pauzes te patrouilleren door de wandelgangen en in publieke ruimtes. Als zij afval zien liggen op de grond, sommeren zij de dichtst bijzijnde medeleerling om het op te rapen (zelf rapen ze het niet op). In de meeste gevallen is het afval niet neergelegd door de leering die er op dat moment toevallig langs loopt. Als die leerling echter weigert, vraagt de ‘steward’ leerlingen rondom de aangesproken leerling, wat de naam is van de aangesproken leerling die zojuist heeft geweigerd om andermans rommel op te ruimen.
De andere leerlingen zijn verplicht om die naam te geven, waarna de ‘steward’ die op een briefje schrijft dat na de patrouille aan de partijleiding, pardon, aan schoolleiding wordt overhandigd. Die laat het kind nablijven op school (zodat het in het donker alleen naar huis moet terugfietsen, trouwens).
Even schematisch: leerling A dwingt leerling B om afval op te rapen (en in de prullenbak te doen) dat door leerling C is neergegooid.
De persoon die verantwoordelijk is voor de overtreding (C) blijft onbestraft, terwijl de persoon die de overtreding niet begaan heeft (B) de verantwoordelijkheid ervoor op zich moet nemen en het geheel wordt afgedwongen door een soort Volkspolizei (A) die de sociale omgeving van B aanzet, als B dat weigert, om de naam van B te vertellen. Daarna wordt B bestraft met een vrijheidssanctie. Leerlingen D, E en F moeten dus de naam van leerling B verklikken, zodat A hem kan verlinken aan de leiding.
Iedereen die ook maar een beetje gezond verstand heeft en een minimum aan gevoel voor rechtvaardigheid heeft, weet dat dit systeem de leerlingen tegen elkaar uitspeelt, de verantwoordelijkheden verkeerd neerlegt en afbraak doet aan het vertrouwen in elkaar.
Precies, zoals in de DDR en de andere Oost-Europese linkse dictaturen tussen 1948 en 1989. Maar nu in 2018.
Mijn co-auteur Marcel van Hamersveld en ik hebben in 1998 het boekje Messianisme zonder Mededogen. Het communisme, zijn aanhangers en zijn slachtoffers gepubliceerd, waarin wij wilden afrekenen met de schaduw die het communisme in het Westen had achtergelaten, in het geestesleven in het algemeen en in bepaalde maatschappelijke sectoren in het bijzonder.
Wij hebben destijds, als twee van de luttele vrijheidslievende jonge intellectuelen die wat voor hun land over hadden, gedaan wat wij konden. Marcel is zelf nog het onderwijs in gegaan en daar later weggepest. Hij geeft nu in Berlijn rondleidingen in de voormalige Stasi-gevangenis Höhenschönhausen. We hebben wel wat effect gehad met ons boekje, maar in de onderwijssector was het niet voldoende om ook daar de ‘Berlijnse Muur’ te doen vallen.
Het onderwijs kan van niet binnenuit hervormd worden. De sector is te zeer van de werkelijkheid geïsoleerd. Er zijn geen levensbeschouwelijke checks and balances meer. Alles is links, extreem-links. Begrippen als vrijheid, verantwoordelijkheid en billijkheid zijn er uitgeroeid. De sector moet van buitenaf opengebroken worden – gedesovjetiseerd – en de financiering voor linkse Orwelliaanse social engineering projecten moet worden ingetrokken. En uiteraard moet de inspectie afgeschaft worden en de controle weer bij de ouders worden neergelegd. Per slot van rekening zijn het hun kinderen. En zij hebben nooit een contract getekend, waarin zij hun kinderen ter beschikking stelden voor totalitaire maatschappelijke experimenten.