Voormalig opperbevelhebber van de NAVO in Europa (1997-2000), verantwoordelijk voor NAVO-bombardementen op Servië in het kader van de Kosovo-oorlog, ging 10 dagen na de aanslagen op het World Trade Center van 11 september 2001 naar het Amerikaanse ministerie van Defensie op uitnodiging van Buitenlandse zaken Donald Rumsfeld ontmoette en “drahtzieher” staatssecretaris van Defensie Paul Wolfowitz.
Bij die gelegenheid ging hij ook langs bij voormalige ondergeschikten die op dat moment nog bij de Joint Chiefs of Staff werkten. Een van de generaals hem apart en zei: “We’ve made the decision, we’re going to war with Iraq.” Dat was op 20 september 2011. De oorlog zou 2 jaar later inderdaad plaatsvinden. Generaal Clarke vroeg waaróm de VS oorlog zouden gaan voeren tegen Irak. De generaal antwoordde: “I don’t know. I guess they don’t know what else to do.” Clark vroeg of ze informatie hadden gevonden die het Iraakse regime met terreurorganisatie Al-Qaeda in verband bracht, maar dat was niet zo.
Een paar weken later kwam Clark weer langs en sprak dezelfde generaal. Tegen die tijd waren de VS begonnen Afghanistan te bombarderen. Clark vroeg of de VS nog steeds ten strijde zouden trekken tegen Irak. De generaal antwoordde: “Erger nog”, pakte een papiertje van de andere kant van zijn bureau en zei: “Ik heb dit net van boven gekregen [van het kantoor van de minister van Defensie op een hoger gelegen etage]. Het is een memo dat beschrijft hoe we binnen 5 jaar 7 landen gaan uitschakelen. Te beginnen met Irak, dan Syrië, Libanon, Lybië, Somalië, Soedan en tenslotte Iran.”
Aangezien het lijstje van Clark reeds genoemd wordt in zijn boek Winning Modern Wars uit 2003, vormt het een aanwijzing dat die plannen inderdaad in de door hem genoemde of in een andere vorm op dat moment bestonden.
Irak werd in 2003 aangevallen onder het valse voorwendsel dat het massa-vernietigingswapes had. Minister van Buitenlandse zaken Colin Powell had de ondankbare taak gekregen om de leugen in VN te “bewijzen”, waarvoor hij later excuses heeft aangeboden.
Lybië werd in 2011 aangevallen. Na een jaar van opluchting in 2012 is het land inmiddels een roversnest geworden. Het land is gespleten in twee rivaliserende regeringen, parlementen en strijdkrachten, die de natuurlijke rijkdommen proberen te pakken te krijgen. Het produceert nog slechts 160.000 olievaten per dag, iets meer dan een tiende van de 1,5 miljoen die het land onder al-Qhadaffi produceerde. Omstreeks 400.000 burgers hebben het land verlaten, er vinden nog steeds schermutselingen plaats en de burgers van de stad Benghazi, waar het allemaal begon, leven in ellende.
Soedan is in 2011 uiteengevallen in twee delen doordat Zuid-Soedan zich officieel heeft afgescheiden van Soedan en een eigen staat heeft uitgeroepen die erkend is door de VN en de Afrikaanse Unie. Het land wordt sindsdien getergd door interne onrust.
In oktober 2013 wilden de Amerikaanse president Barack Obama en minister van Buitenlandse zaken John Kerry Syrië aanvallen wegens vermeend gebruik van chemische wapens, nadat er volgens Kerry “geen diplomatieke oplossing mogelijk was”. Dat werd echter voorkomen door ingrijpen van de Russische president Vladimir Poetin, die voorstelde dat de Verenigde Naties het beheer van de chemische wapens van Syrië zouden overnemen. Nadat het voorstel door de Syrische president Basjir Assad werd aanvaard en door de Veiligheidsraad van de VN werd aangenomen, trokken de Amerikanen hun plannen voor luchtaanvallen op de troepen van Assad terug.
Niettemin is het land door de burgeroorlog, die ontstond nadat door de VS en Saoedi-Arabië bewapende milities uit Lybië naar Syrië trokken, de facto uiteengevallen. Staatkundig herstel van Syrië in de oude vorm is ondenkbaar. De meest waarschijnlijke oplossing is een rompstaat met een democratisch bestuur, waarin Assad de macht moet delen en moet accepteren dat het noorden autonoom wordt of deel gaat uitmaken van een Koerdische staat.
Libanon staat nog overeind, Somalia ook, hoewel de VS met enige regelmaat beperkte aanvallen op het land doen in de vorm van bombardementen met onbemande vliegtuigen en operaties door special forces.
In Soedan heeft in 2011 het zuiden zich afgescheiden en een onafhankelijke staat uitgeroepen onder de naam “Zuid-Soedan”. De VS hebben het land sinds 1998 niet meer gebombardeerd, maar er zijn in 2009 en 2011 bombardementen uitgevoerd die worden toegeschreven aan bondgenoot Israël.
Het belangrijkste land op het verlanglijstje van de neoconservatieven is natuurlijk Iran. Maar ondanks herhaaldelijk aandringen door neoconservatieven in de VS, is het niet gelukt een aanval tegen Iran op te zetten. Momenteel helpt Iran tegen Islamitische Staat en is een aanval op korte termijn niet waarschijnlijk, tenzij Israël besluit om de Derde Wereldoorlog te beginnen.
In Moskou is het lijstje van Clark natuurlijk ook bekend. En Moskou heeft besloten om een streep in het zand te trekken. Rusland kan zich niet veroorloven om al zijn voormalige bondgenoten in het Midden-Oosten te verliezen. En om toe te zien hie de VS een te grote grip op de oliereserves in de regio krijgen.