Een verdere zeer belangrijke reden om Oekraïne geen kandidaat-lid van de Europese Unie te maken, ligt in de bijzondere sociaal-economische omstandigheden van het land.
Oekraïne is een post-communistisch land dat langer dan andere landen, langer zelfs dan Rusland, heeft gewacht met markthervormingen en democratisering. De Oekraïners hebben in december 1991 met overweldigende meerderheid voor onafhankelijkheid gestemd en in de eerste jaren prioriteit gegeven aan zogeheten nation building boven economische hervormingen. Dat blijkt onder andere uit het feit dat de EU Oekraïne pas in 2005 (!) heeft erkend als “markteconomie” en de VS pas in 2006.
In de jaren ’90 werd het land leeggeplunderd door oligarchen die allerlei goederen tegen door de overheid vastgestelde prijzen inkochten, en met aanzienlijke winsten op de wereldmarkt (door)verkochten. Een twintigtal oligarchen bezat omstreeks 40% van de Oekraïense economie.
De rijkste oligarchen hielden zich niet bezig met productie, maar met doorverkopen van gas.
Mede daardoor is de economische groei eigenlijk pas vanaf het jaar 2000 op gang gekomen. Ook die groei was aanvankelijk eenzijdig. De Zweedse econoom Anders Aslund wijst er in zijn standaardwerk Ukriane. How Ukraine became a market economy and democracy op dat de oligarchen die tot 1999 rijk werden met “arbitrage” in de handel van gas, vanaf 2000 rijk werden door de productie van staal. Daardoor ontstond in macro-economische zin weliswaar meer concurrentie en productie, maar het hielp niet bij het ontstaan van een middenklasse en de “gewone man” profiteerde er nauwelijks van.
De huidige president Petro Poroshenko is een van die oligarchen. Hij is rijk geworden door andere het bedrijf Roshen, dat suikergoed produceert, waaraan hij zijn bijnaam “Chocoladekoning” dankt. In maart 2012 werd zijn vermogen door Forbes geschat op 1 miljard dollar.
Porosjenko is echter bij lange na niet de rijkste. Dat is Rinat Achmetov met een geschat vermogen van 6,5 miljard dollar. Akhmetov is eigenaar van voetbalclub Shakhtar Donetsk en zit in mijnbouw, financiële dienstverlening, verzekeringen, media, telecommunicatie en onroerend goed.
De oligarchen hebben ook hun eigen “facties” in het parlement, waar zetels te koop zijn voor de hoogste bieder.
Terwijl Oekraïne dus een twintigtal van de rijkste mensen van Europa kent, staat het land op plaats 108 van de lijst van het Internationaal Monetair Fonds van rijkste landen ter wereld, nog onder landen als Namibië, Swaziland en Botswana.
Oekraïne heeft geen politicus van het type Vladimir Poetin gehad, die de macht van de oligarchen heeft gebroken en de belastinginning ter hand genomen heeft – de belastingpolitie in Rusland komt desnoods langs met automatische geweren – en de inkomsten van de staat heeft hersteld.
Oekraïne heeft ook geen gas- en olievoorraden die het kan verkopen op de wereldmarkt. In tegendeel, het verkeert in een positie van “strategische afhankelijkheid” van Russische olie- en gasleveranties. Als het lange tijd de rekening niet betaalt, of Rusland anderszins te veel tergt, gaat midden in de winter overal het licht en de verwarming uit.
Aangezien de Oekraïense overheid door de invloed van de oligarchen op het parlement onvoldoende belasting kan heffen over de meest productieve sectoren van de economie, is Oekraïne financieel afhankelijk van leningen van het IMF. Oekraïne heeft in 2008 een IMF-lening van 16,4 miljard dollar toegezegd gekregen, en in juli 2010 opnieuw een lening van 15,15 miljard dollar. In maart 2014 werd een reddingspakket van 14 tot 18 miljard dollar toegezegd.
Een deel van het IMF-geld wordt echter niet geïnvesteerd in de economie, bijvoorbeeld in het verhogen van de productiviteit, maar besteed aan de burgeroorlog.
Het IMF overweegt niettemin om Oekraïne nieuwe leningen te geven en overtreedt daarmee haar eigen “No More Argentina’s”-regel uit 2001 dat je geen geld aan landen moet lenen, als er geen vooruitzicht is dat zij het terug kunnen betalen. Het lijkt er dan ook op dat het IMF onder voorzitterschap van Christine Lagarde – voormalig Frans minister van Economische zaken en Amerikaanse marionet – onder druk van het US State Departement de oorlog van de pro-westerse Oekraïense regering tegen de Russischtalige bevolking van Oost-Oekraïne aan het financieren is.
Kijken we naar de toetreding van een post-communistisch land als Roemenië in 2007, dan kan dat – met alle respect voor land, volk, taal en cultuur van de Roemenen – in economisch opzicht geen wederzijds succes genoemd worden. Er werken momenteel 3 miljoen Roemenen in andere lidstaten van de EU, terwijl er nauwelijks burgers uit andere lidstaten in Roemenië werkzaam zijn. Nederland telde in 2013 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 5800 Roemenen die verdacht werden van een misdrijf, terwijl er nauwelijks Nederlandse criminelen in Roemenië zijn. Kortom, het principe van reciprociteit werkt absoluut niet.
Roemenië is een door en door corrupt land. Ook essentiële Europese waarden als taalkundige en andere rechten voor minderheden worden in de praktijk niet nageleefd. In 2013 werd de Nederlander Gabor Landman op een Roemeens politiebureau geslagen en geboeid, omdat hij uitgeprobeerd had of het recht om de politie in het Hongaars te woord te staan in een gebied waar de Hongaarse minderheid woonde, in de praktijk functioneerde.
Als de toetreding van Roemenië al zo problematisch is verlopen, wat mogen we dan van Oekraïne verwachten?
De Oekraïense economie is er nog slechter aan toe dan de Roemeense en heeft minder uitzicht op herstel. Oekraïne is nog corrupter dan Roemenië. De huidige Oekraïense regering heeft zo weinig respect voor de Russischtalige bevolking aan de dag gelegd dat twee oostelijke regio’s zich hebben afgescheiden en het land sinds maart 2014 in staat van burgeroorlog verkeert.
De EU is niet in staat om de Oekraïense economie te integreren. Nog ongeacht de zorgwekkende economische toestand van landen als Griekenland, Spanje, Portugal en Italië, en de miljoenen asielzoekers die momenteel de Noord-Europese landen trachten te bereiken. Zelfs een EU in optima forma zou dit economisch inefficiënte, juridisch krachteloze en politiek instabiele brok niet kunnen verteren.