In de lente van 1988, toen ik aan de Lóránt Eötvös Universiteit in Boedapest (ELTE) Geschiedenis studeerde, werd ik in de werkkamer in de burcht van Buda ontvangen door de historicus Jenő Szűcs, bij wie ik college volgde.
Szűcs wilde, zoals iedereen in die tijd, weten waarom een Nederlander uit het rijke Westen naar het arme Hongarije was gekomen. Ik antwoordde dat ik dat niet wist, maar wel kon uitleggen hoe het gebeurd was: wij hadden in ons huis in Zeist vanwege het beroep van mijn moeder regelmatig Hongaarse musici over de vloer. Een daarvan, pianist András Schiff, gaf mij een keer een langspeelplaat van een Hongaarse pop-diva waar een liedje op stond met de titel ‘mondd nekem’.
Ik vroeg: “Waarom twee d’s?” Schiff antwoordde: “Dat is heel simpel. Met één d betekent het: ‘Hij/zij zegt me’, maar met twee d’s betekent het ‘zeg me!’. Dus verdubbeling van de medeklinker maakt van aanvoegende gebiedende wijs.”
Ik kon niet verdragen dat er een taal bestond die zo volstrekt anders was dan de talen die ik kende en besloot om Hongaars te leren.
Szűcs glimlachte en vroeg waarover ik mijn scriptie wilde schrijven, waarop ik antwoordde: “Dat weet ik nog niet. Misschien over Midden-Europa”.
Die scriptie is er nooit gekomen, want ik ben teruggekeerd naar Nederland, in Amsterdam Ruslandkunde gaan studeren en afgestudeerd op de opstand van de Russische boeren in Tambov tegen de bolsjewieken in 1920-1921, waar voor het eerst in Europa gifgas en concentratiekampen ingezet werden tegen de burgerbevolking.
Maar het gesprek met Szűcs was een kiezeltje in het spoor van Hans en Grietje dat ik volgde door Midden-en Oost-Europa, op zoek naar mijn verleden en naar mijn toekomst.
Szűcs is namelijk auteur van het boekje ‘Vázlat Európa három történeti régiójáról‘ (1981) oftewel ‘Kort overzicht van de drie historische regio’s van Europa’, dat later in het Frans en in het Duits is verschenen onder de titel ‘Les trois Europes‘ (1985), respectievelijk ‘Die drei historischen Regionen Europas: Eine Studie‘ (1990).
In dat essay toont Szűcs aan dat Hongarije, alsmede het gebied, waarin het ligt, geen deel uitmaakt van Oost-Europa, maar van een ‘derde historische regio’ die door de eeuwen heen tussen West-Europa en Oost-Europa is ontstaan.
Die stelling was destijds risicovol, omdat de autoriteiten om politieke redenen Hongarije liever als onderdeel van ‘Oost-Europa’ wilden laten afschilderen, dan als land binnen een kleinere, min of meer onafhankelijke regio, waar vrij getwist kon worden wat die onafhankelijkheid precies inhield. Het essay verscheen daarom aanvankelijk in de ‘samizdat’, dat wil zeggen dat het clandestien werd gedrukt en uitgegeven.
In de zomer van 1988 keerde ik terug naar Nederland en enkele maanden later overleed Szűcs in het dorpje Leányfalu op 60-jarige leeftijd. De decaan van de universiteit vertelde mij later dat hij zelfmoord gepleegd zou hebben, hetgeen ik niet begreep, omdat hij door ons – zijn studenten – in stilte op handen gedragen werd.
De collegezaal was gevuld met positieve aandacht en liefdevolle verwachting, als Szűcs zijn voordrachten hield. Ontspannen, rustig en bescheiden, maar zeker niet zonder besef van het belang van zijn levenswerk voor zijn land en voor de generatie na hem.
Hij verkeerde in de laatste maanden voor de val van het communisme in een weemoedige stemming, omdat hij voorzien zou hebben dat Hongarije zonder ‘civil society’, zoals die in West-Europa bestond, maar in Midden-Europa onder het communisme was vermorzeld, moeite zou hebben om zich tot een stabiele en sterke democratie te ontwikkelen.
Als hij inderdaad zelfmoord gepleegd heeft, dan zou dat inderdaad kunnen voortkomen uit de somberheid die zijn tijdloze inzichten in zijn ziel veroorzaakten. Niettemin past een suïcide niet bij het reine wezen van deze individualiteit.
Szűcs geloofde niet zozeer in historische wetmatigheden, als wel dat er binnen de grote lijnen van de geschiedenis mogelijkheden bestonden die je kunt verkwanselen of in goede sporen kunt leiden. En kennelijk maakte hij zich daar zorgen over.
Hij heeft gelijk gekregen. Het heeft in Hongarije nog tot 2010 geduurd, voordat de val van het communisme werd voltooid. Toen werd de socialistische partij, – die bestond uit steenrijke nakomelingen van de voormalige communisten en hun clientèle -, door de Hongaren electoraal vernietigd en kreeg de post-communistische partij ‘Fidesz’ een tweederde meerderheid, waarmee zij een jaar later de stalinistische grondwet kon vervangen.
De Fidesz werd in 2014 en in 2018 herkozen en heeft in haar derde regeringstermijn de onafhankelijke koers, die zij met het bouwen van het hek aan de zuidgrens in 2015 is ingeslagen, geconsolideerd.
In het hart van Europa zien we in de vorm van de eigen koers van de Visegrád-landen Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije de facto de wederopstanding van de derde historische regio van Europa.
Men kan zich afvragen in hoeverre Szűcs het eens zou zijn geweest met de wijze waarop dat gebeurt en of de wederopstanding van Midden-Europa zich in haar ware gedaante voltrekt of als een karikatuur, maar men kan niet ontkennen dat zij er is.
Hier staat veel meer op het spel dan alleen het herstel van Hongarije van de communistische heerschappij. Hier komt een van de ‘grote lijnen’ van de geschiedenis aan de oppervlakte.
74 jaar nadat generaal George S. Patton bij Metz door Eisenhower werd teruggefloten, omdat Berlijn door de Sovjet-strijdkrachten moest worden bevrijd, wordt de onafhankelijkheid van Midden-Europa voor onze ogen hersteld.